Genealogie Kruizinga-Groen

& Allemaal Muntendammers

1895 – Klaas Lambrechts, ook een leven

14 juli 1895

Ook een leven – Klaas Lambrechts.

Dezer dagen heeft de dood een eind gemaakt aan een leven, dat met recht “veel bewogen” mocht worden genoemd. Te Muntendam heeft hij vele jaren gewoond en in het armenhuis der Roomsch-Katholieke gemeente Veendam is hij op 81-jarige leeftijd overleden: Nicolaas Lambrechts, ver in den omtrek bekend als “Klaos”. De schooljongens gaven hem nog een toenaam “Bere” of “Berenleider”, doch alleen op een afstand, want schoon ’t slechts een toespeling was op zijn vroeger beroep. Klaas zag er een scheldnaam in, en de jongens wisten ’t, maar ze waren bang voor zijn stok.

Klaas had heel wat van de wereld, althans van ons werelddeel, gezien. Waar zijn wieg heeft gestaan is ons nooit ter oore gekomen, en als hij een echte Muntendammer ware geweest, zou hij die waarschijnlijk niet eens gehad hebben. Doch Klaas was van “komaf” en hij beweerde zelfs, ……

Hoe Klaas aan ’t zwerven raakte kunnen we evenmin met zekerheid zeggen; maar zeker is het, dat hij voor langen, langen tijd met een beer aan den ketting door Europa trok. Die beer beet hem te Parijs, in den arm, zoodat hij langen tijd in ’t hospitaal moest vertoeven, en toen hij hersteld was, was de beer volgens Klaas “naar de bl….”.

Maar Klaas had een fortuin in de keel, want hij had een stem als een torenklok. Als explicator voor allerlei kermisspullen reisde hij nu de wereld door, totdat ook dit bedrijf minder winstgevend werd en het toeval Klaas deed verzeilen naar den “polder” te Muntendam. Zijn zwervend leven bleef hij echter getrouw, al bepaalden zijn tochten zich nu meer tot den omtrek. De kruiwagen met negotie werd van nu af zijn middel van bestaan.

In de laatste jaren ging ook dat niet meer, wat misschien voor een deel daarvan kwam, dat Klaas er wat al te onknap uitzag, want Klaas had meer vet in zijn kleeren dan ’s middags in den pot. Hij verviel nu tot den bedelstaf en haalde jarenlang in den omtrek geregeld zijn “tractement” bij vaste begunstigers: “’n Klain beetje, asjoe vrundeleike belijvenisse”.

En ofschoon ieder wist, dat de centen grootendeels voor jenever werden uitgegeven, men kon ’t van Klaas verdragen en gaf ze toch. Trouwens, hij verzekerde: “’t Is mien koffie en mien brood”. Klaas maakte dus van zijn hart geen moordkuil; ja, hij was gewoon hardop te denken, en wie hem eens van nabij volgde, hoorde een gedachtengang in dezen trant: “Disse cent is veur zeipe, dei beident bin veur eulie, ’n stuver leg ‘k weg veur ’n neie boksen, dan holk nog vaire; nou krieg ‘k bie de mulder nog ’n cent, bie de snieder ’n halfie en bie doomnei ’n half-stuver dan heb ‘k nog kerek tou ’n maotje!”. “Nou wed ‘k mit mie zulf om ’n moatje, zei Klaas op zekeren morgen, toen hij een bekende “vergunning” naderde, “dat ‘k Loeks zien deure dit moal veur bie komen kan”. En nauwelijks is hij de bewuste deur een paar schreden gepasseerd, of hij keert zich plotseling om met de woorden: “Zie zoo, Klaos! hest hom eerelk wonnen, zelt hom ook doadelk hebben”. En zoo gebeurde het. Was het zelfkennis van Klaas, of zelfbedrog?

Klaas was “onder en boven de wet” en kon bij de politie een potje breken, al nam hij haar soms aardig bij den neus. Eens – ’t was nog in zijn handelstijdperk – bevond Klaas zich met zijn kruiwagen op het steenen voetpad, verboden terrein.

“Klaas! met je boeltje van ’t pad!”, waarschuwt de veldwachter. ” ‘k Wil vrij mit de kaore op ’t pad”, meent Klaas. – “Klaas, je gaat er af, zeg ik, of anders…” De hand van den veldwachter maakte een dreigende beweging in de richting van zijn binnenjaszak. Maar Klaas beurt zijn kruiwagen op de schouders, marcheert voor den veldwachter op het voetpad vooruit en spot: ‘k wil met de koare op ’t pad; ‘k mout van jo p…!.

Klaas was evenmin kieskeurig op zijn spijzen, als zindelijk op zijn lichaam. In zijn goren bedelzak lagen niet zelden brood, aardappelen, gekookte snijboonen en een ol?ander cadaver eendrachtelijk bijeen. Toch was hij nooit ziek en bereikte hij, in ’t volle bezit zijner zintuigen, een hoogen leeftijd, ten spot van alle voorschriften der hygiéne. Tot voor kort nog vervulde hij steeds op verdienstelijke wijze den post van omroeper, waarbij zijn orgaan, dat in helderheid nog met den klank van zijn bel kon wedijveren, een denkbeeld gaf, van wat het eens had kunnen presteeren. Klaas kende verschillende talen en ofschoon hij eerst op leeftijd met het Muntendamsch kennis maakte, geen “polder”bewoner kon het hem verbeteren. Op zijn 80sten jaar werd hij in ’t armenhuis opgenomen en hoewel hij daar een uitstekende verpleging genoot, ’t was te voorzien, dat hij ’t er niet lang zou maken, immers hij kon niet meer buiten “mien koffie en mien brood”.

En nu heeft de zwerver rust. Treurende nabestaanden zijn er niet. Toch was Klaas getrouwd geweest, maar zijn wederhelft was al jaren dood. “k Heb, zoo vertelde hij, “heur nog ’n klontje in ’t mondje stopt, dou ze sturf; ze is mit ’n zuite mond, noar de aiwighaid goan.” Als de echtelieden ’t elkaar bij hun leven nooit zuurder gemaakt hebben als toen, zal ’t aan hun rust niet schaden.

N.W.Ct.

 

Nicolaas Lambrechts, geb. Groningen 18 febr. 1814, † Veendam 1 juli 1895, zn. van Nicolaas en Maria Cornelius Onderstein, tr. Muntendam 9 febr. 1863 Aaffien Jans Berghuis, geb. Sappemeer, ged. Sappemeer 7 juli 1805, † Muntendam 6 jan. 1877, dr. van Jan Harms en Tjaaktje Tjaarts.